Referentiemateriaal

Regelgeving

NV, BV en stichting

Boek 2 BW

Artikel 132a

  1. Tot bestuurder van een vennootschap die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2 kunnen niet worden benoemd:
    1. personen die commissaris of niet uitvoerende bestuurder zijn bij meer dan twee rechtspersonen;
    2. personen die voorzitter zijn van de raad van commissarissen van een rechtspersoon of van het bestuur van een rechtspersoon indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders.
  2. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt met een commissaris gelijkgesteld de persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van een rechtspersoon is ingesteld;
    2. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden als één benoeming;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2, onderscheidenlijk de stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1;
    4. wordt met bestuurder in de zin van de aanhef van lid 1 gelijkgesteld de uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders;
    5. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a lid 2 of artikel 356 onder c niet als benoeming;
    6. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
  3. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 142a

  1. Tot commissaris van een vennootschap die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2 kunnen niet worden benoemd: personen die commissaris of niet uitvoerende bestuurder zijn bij vijf of meer andere rechtspersonen. Het voorzitterschap van de raad van commissarissen of het bestuur, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders, telt dubbel.
  2. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt met een commissaris gelijkgesteld de persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van een rechtspersoon is ingesteld;
    2. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden als één benoeming;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2, onderscheidenlijk de stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1;
    4. wordt met commissaris in de zin van de aanhef van lid 1 gelijkgesteld de niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders;
    5. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a lid 2 of artikel 356 onder c niet als benoeming;
    6. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
  3. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 242a

  1. Tot bestuurder van een vennootschap die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2 kunnen niet worden benoemd:
    1. personen die commissaris of niet uitvoerende bestuurder zijn bij meer dan twee rechtspersonen;
    2. personen die voorzitter zijn van de raad van commissarissen van een rechtspersoon of van het bestuur van een rechtspersoon indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders.
  2. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt met een commissaris gelijkgesteld de persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van een rechtspersoon is ingesteld;
    2. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden als één benoeming;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2, onderscheidenlijk de stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1;
    4. wordt met bestuurder in de zin van de aanhef van lid 1 gelijkgesteld de uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders;
    5. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a lid 2 of artikel 356 onder c niet als benoeming;
    6. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
  3. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 252a

  1. Tot commissaris van een vennootschap die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2 kunnen niet worden benoemd: personen die commissaris of niet uitvoerende bestuurder zijn bij vijf of meer andere rechtspersonen. Het voorzitterschap van de raad van commissarissen of het bestuur, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders, telt dubbel.
  2. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt met een commissaris gelijkgesteld de persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van een rechtspersoon is ingesteld;
    2. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden als één benoeming;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2, onderscheidenlijk de stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1;
    4. wordt met commissaris in de zin van de aanhef van lid 1 gelijkgesteld de niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders;
    5. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a lid 2 of artikel 356 onder c niet als benoeming;
    6. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
  3. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 297a

  1. Dit artikel is van toepassing op de stichting die:
    1. bij of krachtens de wet verplicht is een financiële verantwoording op te stellen die gelijk of gelijkwaardig is aan een jaarrekening als bedoeld in titel 9; en
    2. op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2.
    Artikel 398 lid 5 is van toepassing. Voor de toepassing van artikel 397 lid 1, onderdeel b, wordt in plaats van de netto-omzet gelezen het totaal van de bedrijfsopbrengsten onderscheidenlijk het totaal van de baten voor zover de stichting deze bij of krachtens bijzondere wetgeving opneemt in de financiële verantwoording.
  2. Tot bestuurder van een stichting als bedoeld in lid 1 kunnen niet worden benoemd:
    1. personen die commissaris of, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders, niet uitvoerende bestuurder zijn bij meer dan twee rechtspersonen;
    2. personen die voorzitter zijn van de raad van commissarissen van een rechtspersoon of van het bestuur van een rechtspersoon indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders.
  3. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt met een commissaris gelijkgesteld de persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van een rechtspersoon is ingesteld;
    2. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden als één benoeming;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2, onderscheidenlijk de stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1;
    4. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a lid 2 of artikel 356 onder c niet als benoeming;
    5. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
  4. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 297b

  1. Indien een toezichthoudend orgaan is ingesteld bij een stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1, kunnen in dat orgaan niet worden benoemd: personen die commissaris of niet uitvoerende bestuurder zijn bij vijf of meer andere rechtspersonen. Het voorzitterschap van de raad van commissarissen of het bestuur, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders, telt dubbel.
  2. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt met een commissaris gelijkgesteld de persoon die lid is van een toezichthoudend orgaan dat bij of krachtens de statuten van een rechtspersoon is ingesteld;
    2. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden als één benoeming;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten als bedoeld in artikel 397 leden 1 en 2, onderscheidenlijk de stichting als bedoeld in artikel 297a lid 1;
    4. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a lid 2 of artikel 356 onder c niet als benoeming;
    5. wordt de benoeming van een lid van de raad van toezicht of niet uitvoerende bestuurder bij een fonds als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 105a van de Pensioenwet en artikel 110a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geteld overeenkomstig de normering in deze algemene maatregel van bestuur.
  3. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 397

  1. Behoudens artikel 396 gelden de leden 3 tot en met 7 voor een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:
    1. de waarde van de activa volgens de balans met toelichting, bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 20.000.000;
    2. de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 40.000.000;
    3. het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 250.
  2. Voor de toepassing van lid 1 worden meegeteld de waarde van de activa, de netto-omzet en het getal der werknemers van groepsmaatschappijen, die in de consolidatie zouden moeten worden betrokken als de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening zou moeten opmaken. Dit geldt niet, indien de rechtspersoon artikel 408 toepast.
[...]

Pensioenfonds

Pensioenwet

Artikel 106a. Tijdsbeslag

Bestuurders en leden van de raad van toezicht van een pensioenfonds hebben voldoende tijd beschikbaar om hun functie naar behoren uit te oefenen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld. De artikelen 132a, 142a, 242a, 252a, 297a en 297b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing.

Wet verplichte beroepspensioenregeling

Artikel 110ca. Tijdsbeslag

Bestuurders en leden van de raad van toezicht van een beroepspensioenfonds hebben voldoende tijd beschikbaar om hun functie naar behoren uit te oefenen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld. De artikelen 132a, 142a, 242a, 252a, 297a en 297b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing.

Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling

Artikel 35a. Tijdsbeslag bestuurders en toezichthouders

  1. Tot bestuurder of lid van de raad van toezicht van een fonds kunnen in ieder geval niet worden benoemd personen die door deze benoeming meer dan 1 voltijd equivalent aan werkzaamheden als bestuurder of in een toezichthoudend orgaan zouden verrichten.
  2. Voor de toepassing van het eerste lid telt als voltijd equivalent bij rechtspersonen een functie als:
    1. bestuursvoorzitter of bestuurder ten minste als 0,6;
    2. voorzitter van een toezichthoudend orgaan ten minste als 0,4; en
    3. lid van een toezichthoudend orgaan ten minste als 0,2.
  3. Voor de toepassing van het eerste lid telt als voltijd equivalent bij grote fondsen een functie als:
    1. bestuursvoorzitter ten minste als 0,6;
    2. bestuurder ten minste als 0,4;
    3. voorzitter van een raad van toezicht ten minste als 0,2; en
    4. lid van een raad van toezicht ten minste als 0,1.
  4. Voor de toepassing van het eerste lid telt als voltijd equivalent bij kleine fondsen een functie als:
    1. bestuursvoorzitter ten minste als 0,3;
    2. bestuurder ten minste als 0,2;
    3. voorzitter van een raad van toezicht ten minste als 0,2; en
    4. lid van een raad van toezicht ten minste als 0,1.
  5. Voor de toepassing van dit artikel:
    1. wordt verstaan onder een klein fonds: een fonds met een beheerd vermogen van niet meer dan € 10 miljard;
    2. wordt verstaan onder een groot fonds: een fonds met meer dan € 10 miljard beheerd vermogen;
    3. betreft de verwijzing naar rechtspersonen de rechtsvorm van de naamloze vennootschap en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, niet heeft voldaan aan ten minste twee van de vereisten, bedoeld in artikel 397, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, onderscheidenlijk de stichting, bedoeld in artikel 297a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet zijnde een fonds;
    4. telt de benoeming bij verschillende rechtspersonen die met elkaar in een groep zijn verbonden, als één benoeming;
    5. wordt verstaan onder toezichthoudend orgaan: een raad van toezicht, een raad van commissarissen of indien bij een rechtspersoon de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders, niet uitvoerende bestuurders;
    6. geldt een tijdelijke aanstelling overeenkomstig artikel 349a, tweede lid, of artikel 356, onder c, van Bo ek 2 van het Burgerlijk wetboek, niet als benoeming.
  6. De nietigheid van de benoeming op grond van de vorige leden heeft geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming waaraan is deelgenomen.

Artikel 52a.

Overgangsrecht in verband met artikel 35a

Artikel 35a is niet van toepassing op benoemingen tot bestuurder of lid van de raad van toezicht van een fonds voor 1 juli 2014.

BANK, BELEGGINGSONDERNEMING EN MARTKEXPLOITANT

Richtlijn kapitaalvereisten (CRD IV) (2013/36 EU van 26 juni 2013)

Artikel 91

Leidinggevend orgaan (management body)

1. De leden van het leidinggevend orgaan staan steeds als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring voor de vervulling van hun taken. De algemene samenstelling van het leidinggevend orgaan weerspiegelt een voldoende brede waaier van ervaring. De leden van het leidinggevend orgaan voldoen in het bijzonder aan de eisen van de leden 2 tot en met 8.

2. Alle leden van het leidinggevend orgaan besteden genoeg tijd aan de vervulling van hun taken in de instelling.

3. Het aantal bestuursfuncties dat een lid van het leidinggevend orgaan tegelijkertijd kan vervullen, hangt af van individuele omstandigheden en van de aard, de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de instelling. Tenzij zij de lidstaat vertegenwoordigen, vervullen de leden van het leidinggevend orgaan van een instelling die significant is wat betreft haar omvang en interne organisatie en wat betreft de aard, schaal en complexiteit van haar werkzaamheden, vanaf 1 juli 2014 tegelijkertijd niet meer dan één van de volgende combinaties van bestuursfuncties:

a) een uitvoerende bestuursfunctie en twee niet-uitvoerende bestuursfuncties;

b) vier niet-uitvoerende bestuursfuncties.

4. Voor de toepassing van lid 3 telt het volgende als een enkele bestuursfunctie:

a) uitvoerende of niet-uitvoerende bestuursfuncties binnen dezelfde groep;

b) uitvoerende of niet-uitvoerende bestuursfuncties binnen:

    i) instellingen die bij hetzelfde institutioneel protectiestelsel zijn aangesloten, mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013; of

    ii) ondernemingen (met inbegrip van niet-financiële entiteiten) waarin de instelling een gekwalificeerde deelneming heeft.

5. Bestuursfuncties in organisaties die niet hoofdzakelijk commerciële doelen nastreven worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van lid 3.

6. De bevoegde autoriteiten kunnen leden van het leidinggevend orgaan toestemming verlenen om nog één ander niet-uitvoerend bestuursfuncties te bekleden. De bevoegde autoriteiten brengen de EBA regelmatig op de hoogte van dergelijke toestemmingen.

7. Het leidinggevend orgaan beschikt in zijn geheel genomen over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de instelling, met inbegrip van de voornaamste risico's waaraan deze is blootgesteld.

8. Elk lid van het leidinggevend orgaan handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om daadwerkelijk de besluiten van de directie te beoordelen en deze aan te vechten indien zulks noodzakelijk is en om daadwerkelijk toe te zien en controle uit te oefenen op de bestuurlijke besluitvorming.

9. De instellingen wijden voldoende personele en financiële middelen aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan.

10. De lidstaten of de bevoegde autoriteiten eisen dat instellingen en hun respectieve benoemingscomités zorgen voor een breed scala van kenmerken en vaardigheden bij de aanwerving van leden voor het leidinggevend orgaan en dat zij derhalve een beleid ter bevordering van diversiteit binnen het leidinggevend orgaan voeren.

11. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat zij beschikken over de overeenkomstig artikel 435, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bekendgemaakte informatie en gebruiken deze voor de benchmarking van diversiteitspraktijken. De bevoegde autoriteiten stellen de EBA in kennis van deze informatie. De EBA gebruikt deze informatie voor de benchmarking van diversiteitspraktijken op Unieniveau.

12. De EBA vaardigt richtsnoeren uit over:

a) het begrip "besteding van genoeg tijd door een lid van het leidinggevend orgaan aan de vervulling van zijn taken in verhouding tot de individuele omstandigheden en de aard, schaal en complexiteit van de instellingen";

b) het begrip "voldoende kennis, vaardigheden en ervaring van het leidinggevend orgaan in zijn geheel genomen", als bedoeld in lid 7;

c) de begrippen "eerlijkheid, integriteit en onafhankelijkheid van geest van een lid van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 8;

d) het begrip "voldoende personele en financiële middelen gewijd aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 9;

e) het begrip "diversiteit waarmee rekening moet worden gehouden als een van de criteria voor de selectie van leden van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 10.

De EBA vaardigt die richtsnoeren uiterlijk op 31 december 2015 uit.

13. Dit artikel laat de in het nationale recht vastgestelde bepalingen inzake de vertegenwoordiging van werknemers in het leidinggevend orgaan onverlet.

Definitie leidinggevend orgaan in de richtlijn:

"leidinggevend orgaan": het (de) overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan (organen) van een instelling welke de bevoegdheid hebben de strategie, doelstellingen en de algemene richting van de instelling vast te stellen, en welke toezichthouden op de bestuurlijke besluitvorming en deze controleert, met inbegrip van de personen die het beleid van de instelling daadwerkelijk bepalen.

Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (MiFID II)

Artikel 45

Eisen voor het leidinggevend orgaan van een marktexploitant

1. De lidstaten schrijven voor dat alle leden van het leidinggevend orgaan van een marktexploitant steeds als voldoende betrouwbaar bekendstaan, en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken om hun taken te kunnen uitvoeren. De algemene samenstelling van het leidinggevend orgaan weerspiegelt een voldoende brede waaier van ervaring.

2. De leden van het leidinggevend orgaan voldoen in het bijzonder aan de volgende eisen:

a) Alle leden van het leidinggevend orgaan besteden genoeg tijd aan de vervulling van hun taken in de marktexploitant. Het aantal bestuursfuncties dat een lid van het leidinggevend orgaan gelijktijdig in een juridische entiteit kan bekleden, is afhankelijk van de individuele omstandigheden en de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de marktexploitant. Behalve als vertegenwoordiger van de lidstaat, bekleden leden van het leidinggevend orgaan van marktexploitanten die significant zijn wat betreft hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden, niet tegelijkertijd meer dan een van de volgende combinaties:

    i) een uitvoerende bestuursfunctie en twee niet-uitvoerende bestuursfuncties;

    ii) vier niet-uitvoerende bestuursfuncties.

Uitvoerende of niet-uitvoerende bestuursfuncties i) binnen dezelfde groep of ii) in ondernemingen waarin de marktexploitant een gekwalificeerde deelneming bezit, worden beschouwd als één enkele bestuursfunctie. De bevoegde autoriteiten kunnen leden van het leidinggevend orgaan toestemming verlenen om nog één andere nietuitvoerende bestuursfunctie te bekleden. De bevoegde autoriteiten brengen ESMA regelmatig op de hoogte van dergelijke toestemmingen. Bestuursfuncties in organisaties die niet hoofdzakelijk commerciële doelen nastreven vallen niet onder de beperking van het aantal bestuursfuncties dat een lid van het leidinggevend orgaan kan bekleden.

b) Het leidinggevend orgaan beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de bedrijfsactiviteiten van de marktexploitant, met inbegrip van de voornaamste risico’s.

c) Elk lid van het leidinggevend orgaan handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om daadwerkelijk de besluiten van de directie te beoordelen en deze aan te vechten indien zulks noodzakelijk is en om daadwerkelijk toe te zien en controle uit te oefenen op de besluitvorming.

3. De marktexploitanten wijden voldoende personele en financiële middelen aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat marktexploitanten die significant zijn wat betreft hun omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden, een benoemingscomité instellen dat is samengesteld uit leden van het leidinggevend orgaan die bij de betrokken marktexploitant geen uitvoerende functie bekleden. Het benoemingscomité heeft de volgende taken:

a) aanwijzen en aanbevelen, voor goedkeuring door het leidinggevend orgaan of voor goedkeuring door de algemene vergadering, van kandidaten voor het vervullen van vacatures in het leidinggevend orgaan. Het benoemingscomité gaat hierbij na hoe de kennis, vaardigheden, diversiteit en ervaring in het leidinggevend orgaan zijn verdeeld. Bovendien geeft het comité een beschrijving van de taken en bekwaamheden die voor een bepaalde benoeming vereist zijn, en beoordeelt hoeveel tijd er aan de functie besteed moet worden. Verder stelt het benoemingscomité een streefcijfer vast voor de vertegenwoordiging van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan en stippelt het een beleid uit om het aantal vertegenwoordigers van het ondervertegenwoordigde geslacht in het leidinggevend orgaan te vergroten en op die manier het streefcijfer te halen;

b) periodiek, en minimaal jaarlijks, evalueren van de structuur, omvang, samenstelling en prestaties van het leidinggevend orgaan en aanbevelingen doen aan het leidinggevend orgaan met betrekking tot wijzigingen;

c) periodiek, en minimaal jaarlijks, de kennis, vaardigheden en ervaring van individuele leden van het leidinggevend orgaan en van het leidinggevend orgaan als geheel beoordelen, en het leidinggevend orgaan dienovereenkomstig informeren;

d) periodiek het beleid van het leidinggevend orgaan voor de selectie en benoeming van de directie evalueren, en aanbevelingen doen aan het leidinggevend orgaan.

Bij de vervulling van zijn taken ziet het benoemingscomité, voor zover mogelijk en op permanente basis, er op toe dat één persoon of een kleine groep van personen de besluitvorming van het leidinggevend orgaan niet domineren op een wijze die de belangen van de marktdeelnemer in zijn geheel schade berokkent. Bij de uitvoering van zijn taken is het benoemingscomité in staat gebruik te maken van alle soorten hulpmiddelen die het geschikt acht, waaronder het inwinnen van extern advies. Indien het leidinggevend orgaan uit hoofde van de nationale wetgeving geen enkele bevoegdheid heeft in het kader van de procedure voor de selectie en benoeming van zijn leden, is dit lid niet van toepassing.

5. De lidstaten of de bevoegde autoriteiten schrijven voor dat marktexploitanten en hun respectieve benoemingscomités zorgen voor een breed scala van kenmerken en vaardigheden bij de werving van leden voor het leidinggevend orgaan en dat zij derhalve een beleid ter bevordering van diversiteit binnen het leidinggevend orgaan voeren.

6. De lidstaten dragen er zorg voor dat het leidinggevend orgaan van een marktexploitant governanceregelingen opstelt en toezicht houdt op de uitvoering ervan; deze regelingen garanderen een doeltreffend en prudent bestuur van een organisatie en voorzien onder meer in een scheiding van taken in de organisatie en in de voorkoming van belangenconflicten, en dit op een wijze die de integriteit van de markt bevordert. De lidstaten zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan de doeltreffendheid van de governanceregelingen van de marktexploitant monitort en periodiek beoordeelt, en passende stappen onderneemt om eventuele tekortkomingen aan te pakken. De leden van het leidinggevend orgaan hebben passende toegang tot alle informatie en documenten die nodig zijn om de besluitvorming van het management te controleren en te monitoren.

7. De bevoegde autoriteit verleent geen vergunning indien zij er niet van overtuigd is dat de leden van het leidinggevend orgaan van de marktexploitant als voldoende betrouwbaar bekend staan en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken en voldoende tijd besteden aan de vervulling van hun taken, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat het leidinggevend orgaan van de marktexploitant een bedreiging kan vormen voor de efficiënte, gezonde en prudente bedrijfsvoering ervan en voor een passende inaanmerkingneming van de integriteit van de markt. De lidstaten dragen er zorg voor dat, bij de vergunningverlening aan een gereglementeerde markt, de persoon of de personen die feitelijk het bedrijf en de werkzaamheden leiden van een gereglementeerde markt waaraan reeds overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend, geacht worden aan de vereisten van lid 1 te voldoen.

8. De lidstaten schrijven voor dat de marktexploitant de bevoegde autoriteit in kennis stelt van de identiteit van alle leden van zijn leidinggevend orgaan en van eventuele wijzigingen in het lidmaatschap ervan, en tegelijkertijd alle informatie verschaft die nodig is om te beoordelen of de marktexploitant aan de leden 1 tot en met 5 voldoet.

9. ESMA vaardigt richtsnoeren uit over:

a) het begrip "besteding van genoeg tijd door een lid van het leidinggevend orgaan aan de vervulling van zijn taken in verhouding tot de individuele omstandigheden en de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de marktexploitant";

b) het begrip "voldoende kennis, vaardigheden en ervaring van het leidinggevend orgaan in zijn geheel", als bedoeld in lid 2, onder b);

c) de begrippen "eerlijkheid, integriteit en onafhankelijkheid van geest van een lid van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 2, onder c);

d) het begrip "voldoende personele en financiële middelen gewijd aan de introductie en opleiding van leden van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 3;

e) het begrip "diversiteit waarmee rekening moet worden gehouden als een van de criteria voor de selectie van leden van het leidinggevend orgaan", als bedoeld in lid 5.

ESMA vaardigt die richtsnoeren uiterlijk op 3 januari 2016 uit.

Wet op het financieel toezicht

Artikel 3:8 Wft

[…]

3. De samenstelling en het functioneren van het bestuur en, voor zover aanwezig, van het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een bank, voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien verstande dat:

a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel toepassing vindt indien een bank significant is;

b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op significante banken als bedoeld in onderdeel a; en

c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van artikel 91 van de richtlijn als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van bestuurder en van uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een bank, gezien haar omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden, significant is en kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in het eerste lid, alsmede de samenstelling en het functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het derde lid, aanhef.

Artikel 4:9.0a Wft

1. De samenstelling en het functioneren van het bestuur van een beleggingsonderneming en, voor zover aanwezig, van het orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken, voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 91 van de richtlijn kapitaalvereisten, met dien verstande dat:

a. het bepaalde in het derde tot en met zesde lid van dat artikel toepassing vindt indien een beleggingsonderneming significant is;

b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op significante beleggingsondernemingen als bedoeld in onderdeel a; en

c. voor de toepassing van het bepaalde in het derde lid van dat artikel als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van bestuurder en van uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet uitvoerende bestuurders.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan leden van het bestuur van een beleggingsonderneming die significant is toestemming verlenen om een extra niet-uitvoerende bestuursfunctie te vervullen dan op grond van artikel 91, derde tot en met vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten is toegestaan.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een beleggingsonderneming, gezien haar omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden, significant is en kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in artikel 4:9, eerste lid, alsmede betreffende de samenstelling en het functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het eerste lid."

Artikel 5:29a

1. De samenstelling en het functioneren van het bestuur van een marktexploitant en, voor zover aanwezig, van het orgaan dat binnen de onderneming is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken, voldoet aan het bepaalde ingevolge artikel 45, tweede tot en met zesde lid, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014, met dien verstande dat:

a. het bepaalde in artikel 45, tweede lid, met uitzondering van de eerste alinea, van die richtlijn alleen toepassing vindt indien een marktexploitant significant is

b. de artikelen 132a, 142a, 242a en 252a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op significante marktexploitanten als bedoeld in onderdeel a; en

c. voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 45 van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 als uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van bestuurder en van uitvoerend bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet-uitvoerende bestuurders, en als niet-uitvoerende bestuursfunctie worden aangemerkt de functies van commissaris en van niet-uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken bij een rechtspersoon zijn verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet-uitvoerende bestuurders.

2. De Autoriteit Financiële Markten kan leden van het bestuur van een gereglementeerde markt toestemming verlenen om een extra aanvullende niet-uitvoerende bestuursfunctie te vervullen dan op grond van artikel 45, tweede lid, onderdeel a, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 is toegestaan.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wanneer een marktexploitant als bedoeld in het eerste lid, gezien zijn omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden, significant is en kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de geschiktheid van de personen, bedoeld in artikel 5:29, eerste lid, alsmede betreffende de samenstelling en het functioneren van het bestuur en van het orgaan belast met toezicht, bedoeld in het eerste lid."

Besluit prudentiële regels Wft

Artikel 17d

Een bank is, mede voor de toepassing van artikel 3:8, vierde lid, van de wet, significant, indien:

a. zij op individuele basis een instelling van groot belang is op grond van de voorwaarden ingevolge artikel 6 van de verordening bankentoezicht; of

b. zij door de Nederlandsche Bank, gelet op haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten als significant wordt aangemerkt.

Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

Artikel 31f

Een beleggingsonderneming is, mede voor de toepassing van artikel 4:9.0a, eerste lid, van de wet, significant indien zij door de Autoriteit Financiële Markten, gelet op haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten als significant wordt aangemerkt.

Besluit gereglementeerde markten Wft

Artikel 4a Bepaling ter uitvoering van artikel 5:29a, derde lid, van de wet

Een marktexploitant is, mede voor de toepassing van artikel 5:29a, eerste lid, van de wet, significant indien hij door de Autoriteit Financiële Markten, gelet op zijn omvang, interne organisatie en aard, schaal en complexiteit van werkzaamheden als significant wordt aangemerkt.

Onder toezicht van de ECB staande entiteiten

De ECB publiceert met enige regelmaat een lijst van banken die van groot belang zijn ingevolge artikel 6 van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013.

 

Check uw benoeming